menu

Weekspreuk 10 

9 - 16 juni 

Zu sommerlichen Höhen
Erhebt der Sonne leuchtend Wesen sich;
Es nimmt mein menschlich Fühlen
In seine Raumesweiten mit.
Erahnend regt im Innern sich
Empfindung, dumpf mir kündend,
Erkennen wirst du einst:
Dich fühlte jetzt ein Gotteswesen.

Tot zomerwaartse hoogten
Verheft het lichtend zonnewezen zich
Het neemt mijn menselijk voelen
Tot in zijn ruimtewijdten mee.
Vermoedend groeit in mij
Een weten, stil verkondend
Beseffen zul je eens:
Mij heeft een godeswezen aangeraakt.

Blauwdruk

Voor de ochtend en avond schreef Rudolf Steiner een aantal kinderspreuken. Iedere spreuk is een liefdevol gebaar waarmee het kind de dag of de nacht in geleid wordt. Een kleine avondspreuk voor nog heel jonge kinderen luidt: “Je rust in het goddelijke van de wereld; je zult jezelf vinden in het goddelijke van de wereld.” Dit spreukje zei mijn vrouw voor een van onze kinderen voor het slapen gaan; hij zuchtte, en zei: ‘Ik zie al goddelijke van de wereld…’, en sliep.

Onze relatie met ‘het goddelijke van de wereld’ wordt inniger in deze maanden. Onze beleving wordt meegenomen met het steeds sterkere licht van de zon. We trekken eropuit; we zijn ontvankelijker voor ideeën en plannen. Maar de vanzelfsprekendheid waarmee kinderen zich kunnen overgeven aan het goddelijke van de wereld hebben wij volwassenen ingeruild voor bewustzijn en een kritische geest.

De voorgaande weekspreuken herinnerden ons er steeds aan, dat we ons denken wat meer moeten loslaten om iets te beleven van deze droomwereld. Daar – in de zomerse hoogten - ligt de blauwdruk van ons leven, waarop we in vrijheid ons bestaan bouwen. Wat we in deze wereld terugvinden is het oerbeeld van onszelf, ons voorgehouden door de goddelijke wezens die dit archief voor ons beheren.

Dat laat ons niet onberoerd, we worden er letterlijk door geraakt: in ons wakkere leven kunnen zich dillema’s voordoen, moeten keuzes gemaakt worden; soms neemt het leven een wending waarvan we de zin niet begrijpen. Wie het leven beleeft als meer dan een aaneenschakeling van toevalligheden, kan in de loop van de tijd gewaar worden dat zulke momenten keerpunten in het leven zijn geweest. En in dankbaarheid besef je: ik was niet alleen, ik werd aangeraakt door een godswezen, die me hielp om mijn levenspad te vinden. Wie in deze tijd iets van de onbevangenheid van het kind-zijn terug vindt, komt dichter bij zijn ware wezen.

Midden achttienhonderd zette Richard Wagner vijf gedichten van zijn muze Mathilde Wesendonck op muziek. Het eerste van deze hoogromantische Wesendonckliederen heet ‘de Engel’.

In der Kindheit frühen Tagen, hört ich oft von Engeln sagen,

die des Himmels hehre Wonne, tauschen mit der Erdensonne,

daß, wo bang ein Herz in Sorgen schmachtet vor der Welt verborgen,

daß, wo still es will verbluten, und vergehn in Tränenfluten,

daß, wo brünstig sein Gebet, einzig um Erlösung fleht,

da der Engel niederschwebt, und es sanft gen Himmel hebt.

Ja, es stieg auch mir ein Engel nieder, und auf leuchtendem Gefieder

Führt er, ferne jedem Schmerz, meinen Geist nun himmelwärts!

In mijn vroege kinderjaren hoord’ ik dat er engelen waren,

die uit ‘s hemels hoge zalen, in het zonlicht neder dalen,

dat, waar bang een hart vol zorgen, hunkert voor het oog verborgen,

dat, waar stil het wil verbloeden, ondergaan in tranenvloeden,

dat, waar het in wanhoop klaagt, slechts nog om verlossing vraagt,

het onverwacht zijn engel treft, die het zacht ten hemel heft.

Ja, mijn engel kwam ook neder dalen, mij op lichte vleug’len halen,

die mijn ziel, van smart bevrijd, liefdevol ten hemel leidt.

luister naar:

 
‘In de Week’ is nu ook in boekvorm verkrijgbaar, klik hier...